Burgers kunnen identiteitscontroles ervaren als willekeurig en discriminerend

Het uitvoeren van een identiteitscontrole is Ă©Ă©n van de taken die politiebeambten op dagelijkse basis uitvoeren. Maar in de praktijk gaat het om meer dan alleen het nakijken van identiteitsgegevens. Voor het behalen van haar doctoraat in de criminologische wetenschappen aan de VUB onderzocht InĂšs Saudelli, onder leiding van promotoren Prof. dr. Sofie De Kimpe en Prof. dr. Jenneke Christiaens, de initiĂ«le redenen van een politiecontrole en de wijze waarop die wordt uitgevoerd. Daaruit blijkt dat de burger een identiteitscontrole kan ervaren als willekeurig en discriminerend.  Ze pleit dan ook voor meer transparantie en een kwalitatieve registratieverplichting van identiteitscontroles.

Uit het onderzoek* blijkt dat politiebeambten voor identiteitscontroles op zoek gaan naar ‘verdacht’ gedrag, dat synoniem wordt van op zoek gaan naar ‘afwijkend’ gedrag. Dat ‘afwijkend’ of ‘anders’ zijn wordt doorgaans gebaseerd op stereotiepe ideeĂ«n die aanwezig zijn in politiemiddens. Die ideeĂ«n zijn gevormd rond verschillende persoonskenmerken, zoals leeftijd, gender, etniciteit en socio-economische status. Daardoor lopen bepaalde personen sneller dan anderen het risico om aan een controle onderworpen te worden.

Binnen de studie kregen politiebeambten tijdens interviews twee foto’s voorgelegd: een alleenstaande vrouw in een auto en vier jongvolwassen mannen in een auto. Nadien kregen ze te horen dat de personen op de foto’s meerdere keren dezelfde weg aflegden in een residentiĂ«le woonwijk. Vervolgens werd hen gevraagd of ze in die gevallen al dan niet zouden overgaan tot een identiteitscontrole. En dat gaf opmerkelijke resultaten, volgens InĂšs Saudelli: â€œHet merendeel van de deelnemende politiebeambten gaven aan de vier jongvolwassen mannen wel te controleren, maar de alleenstaande vrouw niet. Hoewel de reden voor de controle volgens de politiebeambten het verdachte gedrag was, dus meerdere keren dezelfde weg afleggen, zeiden ze ook rekening te houden met de individuele kenmerken van de personen, zoals hun gender, etniciteit, leeftijd en de kledij die ze droegen. Dat is problematisch. De betrokkenen doen exact hetzelfde, maar worden op een verschillende manier behandeld. Dat kan bij hen een gevoel van willekeur doen ontstaan, ook al hebben politiebeambten niet de bewuste bedoeling om discriminerend op te treden. Het tast het vertrouwen in de politie aan.”

Verschillende factoren bepalen overgaan tot controle

De resultaten tonen aan dat vooraleer een controle effectief wordt uitgevoerd, er zich in het hoofd van de betrokken politiebeambte een beslissingsproces afspeelt op zowel macro-, meso- als microniveau. Bepalende factoren zijn de wetgeving, het korps en de dienst waartoe de politiebeambte behoort, de organisatorische cultuur van het politieberoep, en de eigen persoonlijkheid en het buikgevoel van de politiebeambte zelf.

Toch wordt niet van iedere als ‘verdacht’ beschouwde burger de identiteitskaart opgevraagd. Ook daar spelen factoren op verschillende niveaus een rol, zoals het op dat moment gevoerde politieke beleid (macro), de prioriteiten van de dienst waarin de politiebeambte werkzaam is (meso) en de houding van de burger (micro). Politiebeambten vinden het namelijk belangrijk dat burgers meewerken, hun bevelen gehoorzamen en zich respectvol gedragen. Doen ze dit niet, dan geven politiebeambten toe sneller geneigd te zijn om strenger op te treden, door bijvoorbeeld meteen te verbaliseren in plaats van eerst een berisping te geven.

“Het uitvoeren van een identiteitscontrole is geen zwart-wit verhaal. Dat blijkt ook uit de Wet op het Politieambt die stelt dat politiebeambten op eigen initiatief mogen overgaan tot een identiteitscontrole wanneer er ‘redelijke gronden’ zijn dat iemand een misdrijf heeft gepleegd of zal plegen. Dat gebeurt op basis van gedragingen, materiĂ«le aanwijzingen, tijd en plaats of verstoring van de openbare orde. Maar nergens wordt duidelijk omschreven wat daaronder verstaan moet worden, waardoor politiebeambten de vrijheid hebben om dat zelfstandig in te vullen. Daarom pleit ik voor een kwalitatieve vorm van registratie van identiteitscontroles, zodat het voor alle partijen duidelijk is wie, waar, wanneer en waarom gecontroleerd wordt”, besluit VUB-onderzoeker InĂšs Saudelli.

*De bevindingen in dit proefschrift zijn afkomstig uit een etnografische studie bij twee lokale politiekorpsen, wiens namen en kenmerken omwille van een confidentialiteitswaarborg niet nader worden besproken. Naast het uitvoeren van observaties voor een totaal van circa 750 uren bij zowel algemene - bijvoorbeeld interventie en verkeer - als gespecialiseerde politiediensten, werden ook 37 politiebeambten uit deze diensten geĂŻnterviewd.