Ook zonder centrale toetsen is het duidelijk dat ons onderwijs grote problemen kent. Laten we die eerst oplossen, schrijven Sylvia Wenmackers en Vincent Ginis.

Dit opiniestuk verscheen eerder op standaard.be (+). Auteurs: Sylvia Wenmackers en Vincent Ginis, Covoorzitters Jonge Academie, verbonden aan respectievelijk de KU Leuven en de VUB en Harvard University. 

Vandaag is de laatste dag van het meest hygiënische schooljaar ooit. Nooit eerder stonden klassen zo lang leeg, werden tafels zo goed ontsmet of werden fysieke afstanden zo goed bewaakt. Terwijl wij kennis maakten met het begrip ‘klasbubbels’ om de coronacrisis te bestrijden, doemden er in ons onderwijsbeleid ook ingrijpende veranderingen op die op langere termijn een andere crisis in de hand zullen werken. De zorg die werd besteed aan de fysieke hygiëne in het klaslokaal, staat in schril contrast met het gebrek aan intellectuele hygiëne bij de ontwikkelingen van die plannen.

De zorg die werd besteed aan de fysieke hygiëne in het klaslokaal, staat in schril contrast met het gebrek aan intellectuele hygiëne bij de ontwikkelingen van ons onderwijsbeleid.

Vorige week donderdag zei minister van Onderwijs Ben Weyts (N-VA) dat zijn departement werk maakt van ‘de ontwikkeling en afname van gevalideerde, gestandaardiseerde en genormeerde proeven’. Daarmee doelde hij niet op een verdere implementatie van de Pisa- of PIRLS-testen. Het kabinet denkt aan centrale toetsen. Door recente ontwikkelingen in zijn beleidsdomein is dat plan bijzonder problematisch. Wanneer het huis al in brand staat, is het niet het juiste moment om een haperend brandalarm te installeren, dan moet je vooral blussen.

Begeleiding tot aan de deur Goed doordachte en opgestelde centrale toetsen hebben drie grote voordelen. Ze lijken een uitstekend middel om leerlingen en scholen onderling te vergelijken op uniforme criteria. Ze maken een scheiding der machten mogelijk: leerkrachten begeleiden leerlingen tot aan de deur van het eindexamen, maar niet verder. Bovendien worden centrale toetsen door een team opgesteld, waardoor ze meer doordacht en meer uitgebalanceerd kunnen zijn dan een individueel opgesteld proefwerk. Maar elk van die voordelen roept ook vragen op, waarop de antwoorden verraderlijke valkuilen en omvangrijke nadelen blootleggen.

Het eerste probleem is dat diverse indicatoren voor onderwijs op rood staan. Denk aan de daling in algemene scores op Pisa-testen, aan het nijpende lerarentekort, aan de leerkrachten die ondanks hun enthousiasme het onderwijs uitgeblust verlaten. Wij zien niet in hoe investeringen in meer indicatoren dat probleem oplossen. Cruciaal is wat er met de resultaten zal gebeuren. Volgens het regeerakkoord kan een ondermaats resultaat leiden tot een begeleidingstraject voor scholen.

Wanneer het huis in brand staat, is het niet het moment om een haperend brandalarm te installeren, dan moet je vooral blussen.

Maar waar zal de minister daar geld voor vinden na de invoering van die tests? Waarom het voorziene budget nu al niet investeren in scholen die hulp en middelen kunnen gebruiken om bijvoorbeeld de infrastructuur te verbeteren? Als het de bedoeling is om scholen te helpen, moeten we daar nu meteen mee beginnen. De problemen zijn bekend: we kennen het groeiende lerarentekort, we weten welke scholen weinig leerlingen afleveren die doorstromen naar het hoger onderwijs, en welke scholen een extra moeilijke opdracht hebben, omdat ze in een buurt liggen waar ouders minder kunnen helpen en de scholen meer moeite hebben om goede leerkrachten aan te trekken.

Daarom is het beter om rechtstreeks in beter onderwijs te investeren. Maak plaats voor meer leerkrachten, vooral in scholen met extra moeilijkheden. Zie erop toe dat goede studenten opnieuw leerkracht willen worden. Verklaar onder andere leerkracht wiskunde en Frans tot knelpuntberoep, geef de bijbehorende stimulansen, en ontdoe het leerkrachtenberoep van onnodige drempels gebaseerd op sociale afkomst. Die oplossingen zullen pas na tien jaar resultaat opleveren. In die periode is monitoring nuttig, maar eerst moeten we de weg naar de oplossing inzetten.

Wurgcontracten

Een ander probleem is dat centrale toetsen stevige bijwerkingen hebben. Een maat wordt al snel een doel op zich, met onder andere een vernauwing van het curriculum tot gevolg – het beruchte teaching to the test. Daarnaast kunnen vervolgopleidingen bepaalde scores eisen.

Het is beter om rechtstreeks in beter onderwijs te investeren. Maak plaats voor meer leerkrachten, vooral in scholen met extra moeilijkheden.

Dat geeft aanleiding tot (dure) examentrainingen, waardoor leerlingen van rijke ouders extra voorsprong krijgen. Bij aanvang moeten er voldoende waarborgen worden ingebouwd om misbruik te voorkomen. In Nederland sluiten sommige scholen zelfs wurgcontracten af: leerlingen met te zwakke resultaten mogen niet deelnemen aan het centrale examen.

In de afgelopen maanden is de ongelijkheid in ons onderwijs als gevolg van ongelijke thuissituaties erg tastbaar geworden. Meermaals hoorden we dat niemand achtergelaten mag worden. Het is daarom ironisch dat net op dit moment een instrument wordt ontwikkeld dat die ongelijkheid bij ondoordacht gebruik kan versterken. De diversiteit in ons hoger onderwijs is nu al niet representatief voor de bevolking. Nog meer potentieel talent mislopen, is nefast voor de kenniseconomie.

Internationaal groeit de weerstand tegen deze aberraties. Dit jaar schrapten grote universiteiten in de VS de resultaten van gecentraliseerde toetsen uit hun applicatieprocedure. Zelfs in landen zoals China, die al jaren zweren bij de voordelen van gestandaardiseerde testen, groeit de roep om het systeem drastisch te hervormen.

De diversiteit in ons hoger onderwijs is nu al niet representatief voor de bevolking. Nog meer potentieel talent mislopen, is nefast voor de kenniseconomie.

Liever geen toetsen dan slechte

De tweede en derde graad van het secundair onderwijs zijn net hervormd. De eindtermen zijn nu minder specifiek. Flexibilisering kan de afstemming tussen vakken ten goede komen, maar de experts die twee jaar lang wikten en wogen, zagen in de laatste fase nog eindtermen sneuvelen (DS 25 juni). Zo laag inzetten staat haaks op centraal toetsen. Te zwakke eindtermen verleiden sommige scholen om zich te profileren met een ambitieuzer programma. Maar onze samenleving is niet gebaat bij elitescholen.

Om centraal toetsen mogelijk te maken, is er bovendien een nieuwe instantie nodig, naar analogie met het Nederlandse Centraal Instituut voor Toetsontwikkeling met 600 werknemers en 2.000 freelancers. Dat vereist een groot budget, véél groter dan wat er vrijkomt door de financiering voor het Steunpunt Onderwijsonderzoek te stoppen. Slechte toetsen zijn kwalijker dan geen toetsen.

Sterk onderwijs begint bij bekwame leerkrachten die goed omkaderd worden en een cultuur die onderwijs in al zijn facetten waardeert. Een beleid dat daarop inzet, is wellicht minder mediageniek dan een grootschalige, nieuwe toetsfabriek, maar het is wel dé oplossing om onze samenleving duurzaam te versterken.