De Vlaamse regering heeft vorige maand bij monde van minister van Onderwijs Ben Weyts (N-VA) de krijtlijnen van een Canon van Vlaanderen vastgelegd. Een onafhankelijke, pluralistische en interdisciplinaire commissie zal de komende twee jaar ­onder leiding van de Leuvense historicus Emmanuel Gerard de geschiedenis, kunst, cultuur, wetenschappen, taal, literatuur, neerlandistiek en het materieel en immaterieel erfgoed van Vlaanderen samenballen in een aantal 'vensters' die de geschiedenis van Vlaanderen 'openbaren' (DS 19 september).

Dit opiniestuk verscheen eerder op standaard.be (+). Auteurs: VUB-historici Anne Winter & Wouter Ryckbosch. Hun collega's aan andere Vlaamse unversiteiten.

Nederland is het gidsland. Daar ontstond al in 2006 een soortgelijke canon. Het leidde bij onze noorder­buren tot een maatschappelijk debat over geschiedenis en tot een kanonnade van alternatieve canons. De ­Nederlandse commissie die de canon samenstelde, beweerde dat dat precies de bedoeling was en meende zelfs dat het begrip 'canon' slecht gekozen was. Het doet denken aan 'canoniek', aan iets dat van hogerhand komt en dat daardoor vrijwel onaantastbaar is. Maar het begrip was wel degelijk juist gekozen. De overheid legde de canon op in het geschiedenisonderwijs en inmiddels is die alomtegenwoordig in de Nederlandse samenleving. Musea pakken trots uit met collecties die er verband mee houden. Elke Nederlander moet doordrongen worden van de canon, die hem of haar een ­leven lang van dienst is. Zo staat het er letterlijk.

Toch geen gidsland

We vinden dat Nederland een slecht voorbeeld heeft gegeven, en nogal wat Nederlandse historici menen dat ook. Tegen een historische canon zijn er principiële, wetenschappelijke en didactische bezwaren.

Laten we beginnen met het laatste. Het afgelopen jaar heeft een commissie van historici, onderwijs­experts en leraars in eindtermen bepaald wat leerlingen moeten kennen en kunnen na zes jaar geschiedenisles. De eindtermen zijn inmiddels afgeklopt door de Vlaamse regering. Die staan haaks op een canon, omdat historisch denken er het leidende principe van is.

Tegen een historische canon zijn er principiële, wetenschappelijke en didactische bezwaren.

Historisch denken impliceert dat je het verleden vanuit verschillende perspectieven bekijkt. Afhankelijk van de vraag die je stelt en het perspectief dat je inneemt, ontbolstert zich een ander verleden. De hedendaagse Vlaamse 'deelstaat' en hoe die er gekomen is - het uitgangspunt van de te vormen Canon van Vlaanderen - is maar één perspectief en sluit per definitie andere perspectieven uit.

Dat de minister van Onderwijs de Canon van Vlaanderen lanceert, doet vermoeden dat die op termijn de eindtermen zal verdringen. Zo gebeurde het ook in Nederland, terwijl de commissie daar eerst zelf over zei dat dit niet de bedoeling was. In 2010 werd de canon toch opgenomen in de 'kerndoelen' van het Nederlandse onderwijs. Het was evenmin de bedoeling, aldus de commissie, dat de canon zou worden gebruikt in inburgerings­trajecten. Ook dat gebeurde nochtans. Het Vlaamse regeerakkoord laat er geen twijfel over bestaan. De canon zal zowel in het onderwijs als in het kader van inburgeringstrajecten 'ter ondersteuning' gebruikt worden. De Vlaamse commissie kan op dat punt dus alvast niet beweren dat dit niet de bedoeling is.

Dat de minister van Onderwijs de Canon van Vlaanderen lanceert, doet vermoeden dat die op termijn de eindtermen zal verdringen.

Vlaamse wereldoorlog

We twijfelen er niet aan dat onze collega's die in de Canoncommissie zullen zetelen, op hun onafhankelijkheid zullen staan. Maar het kader waarin ze werken, staat wél vast: de Vlaamse ­natiestaat die zichzelf legitimeert met geschiedenissen die zich op de morzel grond aan de Noordzee hebben afgespeeld. Dat is in wezen hetzelfde als wat Henri Pirenne honderd jaar geleden deed met zijn Histoire de Belgique voor de Belgische natiestaat. Niemand betwist dat ­Pirenne een knap historicus was, maar vandaag zien we zijn Belgisch-nationale bril en het politieke gebruik van zijn werk.

Een Canon van Vlaanderen zet onvermijdelijk een Vlaams-nationale bril op. Dat impliceert niet dat een ­canon uitsluitend positieve zaken van het verleden moet belichten: ook 'zwarte bladzijden' uit de geschiedenis kun je door die bril bekijken. Zo werd de herdenking van de Eerste ­Wereldoorlog 'vervlaamst' in de Flanders Fields-campagne van de toen­malige regering-Bourgeois. De slagvelden in de Westhoek moesten vooral Vlaanderen in de wereld promoten.

Een Vlaams-nationaal perspectief op de geschiedenis is op zich legitiem, maar als de Vlaamse regering dat perspectief oplegt in onderwijs, inburgering, erfgoed en cultuur, dan gaat het om staatspropaganda. Dat is ons principiële bezwaar.

Een Canon van Vlaanderen zet onvermijdelijk een Vlaams-nationale bril op.

Bourgondiërs

Een canon is ook om een andere reden­ problematisch. De geschied­wetenschap wijst erop dat je de opeenvolging van gebeurtenissen niet mag verwarren met oorzakelijke verbanden. De geschiedenis canoniseren houdt op dat punt een groot risico in. De beleidsnota van minister Weyts claimt dat zo'n teleologische canon - een canon die de geschiedenis voorstelt als een logisch proces dat niet anders kon dan uitmonden in de eigentijdse situatie - uit den boze is.

De commissie zal daar ongetwijfeld oog voor hebben. Toch zal aan het eind van de rit voor het brede publiek - waarvoor de canon bedoeld is - het idee overblijven dat het Vlaanderen van vandaag min of meer op een ­'natuurlijke' manier uit de geschiedenis is voortgekomen. Terwijl het verleden bestaat uit een open, contingent en tot op grote hoogte onvoorspelbaar proces: op elk moment in de geschiedenis, bij ­elke omstandigheid dienen zich verschillende mogelijkheden aan. Het is precies de uitkomst van het historische proces dat die mogelijk­heden omzet in 'realiteiten'.

Bij het brede publiek zal het idee overblijven dat het Vlaanderen van vandaag min of meer op een ­'natuurlijke' manier uit de geschiedenis is voortgekomen.

Een canon verduistert het onvoorspelbare karakter van dit proces en daarmee het inzicht dat de geschiedenis van wat wij 'Vlaanderen' noemen een andere richting had kunnen krijgen. De Bourgondische eenmaking en vooral het falen daarvan tonen dat mooi aan. Dat die episode nauwelijks voorkomt in de Nederlandse canon, toont aan hoezeer die zich blindstaart op de uitkomst van de geschiedenis, en dat er amper moeite is gedaan om alternatieve historische ontwikkelingen in beeld te brengen.

Dat alles anders had kunnen zijn en dat ook de toekomst open ligt, is een inzicht dat geschoold historisch denken oplevert. Met ons verzet tegen de canon willen wij ons niet onttrekken aan de maatschappelijke discussie over de geschiedenis en over de manieren waarop je haar kunt vertellen. Integendeel, deze dialoog moet in alle openheid, met oog voor diverse perspectieven en met respect voor alle stemmen worden gevoerd. De natievormende doelstellingen van een ambitieuze poli­tieke overheid vormen daarvoor niet het juiste kader.