Nu de campussen van hogescholen en universiteiten weer volop studenten kunnen verwelkomen, fysiek en in code groen, heerst er een opgewonden maar tegelijk ook een wat onwennige sfeer. We lijken het allemaal terug gewoon te moeten worden. Zelf kijk ik uit naar de opening van het academiejaar volgende week, waar we heel veel uitgelaten schoon volk verwachten. Zoals de traditie dat wil.

Mochten er op de openingsceremonie geen beperkende maatregelen gelden - je moet een Corona Safe Ticket op zak hebben of anders moet je je nog snel ter plaatse laten testen - dan zouden we haast de draad kunnen oppikken alsof er niets gebeurd was. En dat zou jammer zijn. Niet zozeer omdat covid nog altijd niet achter ons ligt en we waakzaam moeten blijven. Dat ondervinden we in Brussel meer dan elders. En ook niet omdat we ons tijdens covid alternatieve manieren van lesgeven, werken en vergaderen eigen hebben gemaakt die we als aanvulling bij het oude fysieke werken beslist moeten blijven doen. Neen, het gaat om iets diepers. Ondanks de druk, de stress en de onzekerheid die ermee gepaard gingen, heeft de coronapandemie ons anderhalf jaar uit onze comfortzone gehaald. Het zou jammer zijn mocht die bevreemdende situatie waarin we ons plots bevonden, niet tot bezinning en vooral tot een grondige denkoefening over ‘wat na corona’ hebben aangezet. Wat kan anders? Wat moet anders? Denken en doen.

Eindtermen, ontwikkelingsdoelen, leerplannen, leerlijnen, curricula. De passie gesmoord in Excel-tabellen.   

In deze periode kijk ik niet alleen naar het hoger onderwijs. In de basis- en secundaire scholen stellen we al jaren een lerarentekort vast dat vandaag nog groter is geworden, en in Brussel is het nog erger dan in Vlaanderen. De coronawolk die over de hoofdstad blijft hangen, schrikt af. Maar de essentie is dat jonge mensen die met veel enthousiasme aan een lerarenopleiding zijn begonnen, vervolgens hun diploma hebben behaald en met veel verwachtingen voor de klas zijn gaan staan, er al te snel de brui aan geven. Wie voor scholieren nieuwe werelden wil laten opengaan, moet in de eerste plaats  een zware bureaucratische last torsen. Eindtermen, ontwikkelingsdoelen, leerplannen, leerlijnen, curricula. De passie gesmoord in Excel-tabellen.   

Misschien is het een teken van onze tijd dat ook buiten het onderwijs voelbaar is. De voorbije zomer las ik in De Standaard een interview met de kabinetschef van Vlaams minister Zuhal Demir. Hij vergeleek Vlaanderen met Tomorrowland. “Alles is perfect georganiseerd, maar daardoor ook een beetje voorspelbaar. De Vlaamse overheid is ook zo een beetje. We hebben ons eigen lettertype en plannen tot 2050, maar we zijn ook verkokerd en lopen vast in expertenlogica. Ik wil en mag niet veralgemenen, maar ik mis soms wat liefde in de manier waarop de administraties de dingen aanpakken.”

Ik denk dat we op onze campussen niet alleen in code groen, maar ook in code wit moeten starten.

Het woord is gevallen: liefde. Kunnen leerkrachten, ambtenaren en bij uitbreiding alle werknemers hun job nog met liefde doen? Met de nodige passie, verwondering en bevlogenheid. En wij, aan de universiteit? Ik denk dat we op onze campussen niet alleen in code groen, maar ook in code wit moeten starten. We hebben een groot wit blad nodig waarop we de blauwdruk voor een 21ste-eeuwse universiteit moeten durven neerschrijven. Uiteraard behouden we wat goed was. Maar was alles goed? Was ons onderwijsmodel in pre-coronatijden ideaal? Met almaar meer massaonderwijs in tot de nok gevulde aula’s? We moeten van studeren terug een feest voor de geest maken. Zoals ook wetenschappelijk onderzoek een wonderlijk avontuur hoort te zijn. Dat wist ook Einstein al. Maar vandaag is het levensnoodzakelijk. Om de complexe problemen waarmee de wereld worstelt aan te pakken, is er meer dan ooit een kruisbestuiving nodig tussen alle wetenschappelijke disciplines. En dat vraagt verbeelding. Laten we dat alvast op ons witte blad schrijven.